Op 19 augustus 1963 kwam ik in Venlo aan, met een busje gebracht.
Ik was in het klooster 'Mariaweide'
benoemd door provinciaal Frans van Waesberge. Die had mij op de
voor hem typische wijze gezegd: "Hub, in Venlo vragen ze een oude jonge pater want
daar is een zware biechtstoel. De rest wat je daar te doen staat zullen ze je daar
wel vertellen." Nu had ik, op gezag van Wim Driessen, prior van het Albertinum, in
Venlo al retraite gehouden, want ik moest met die verplichte retraite klaar zijn
in verband met een benoeming. Tijdens die retraite had ik al veel biecht gehoord
in de kerk van Mariaweide. Wat het biechthoren betreft was ik al een beetje ingewijd,
maar wat mij verder te wachten viel stond nog in de sterren geschreven. Maar, zoals
het een jonge oude pater betaamt, was ik bereid om alles te doen wat voor handen
kwam, want ik had er 8 jaar studie opzitten. Dan wil je wel eens laten zien dat je
de opgedane kennis in praktijk kunt brengen. Comtemplata aliis tradere heet dat in
onze orde. Nu zijn we 27 jaar verder. Het bestuur van onze provincie heeft mij de
opdracht gegeven om te verhalen wat ik in die afgelopen jaren in Venlo heb meegemaakt.
En heb afgebroken, want als je iets mee-máákt dan vallen er spaanders! Nadat ik mijn
schrijfópdracht had gekregen begon ik er direct zin in te krijgen. Mijn verhaal moest
dienen tot "leringhe ende verrnaak". De lezers moesten er wat van opsteken. Hoe was
de geschiedenis van de kerk in die jaren in Limburg verlopen, wat had ik als dominicaan
in Venlo beleefd, hoe zat het in die tijd met ons klooster Mariaweide, een vergeten
uithoek van onze provincie? Hoe zat het met de bisschopsbenoeming van Gijsen die
in 1972 zoveel beroering bracht? Hoe hadden wij als dominicanen daarop gereageerd,
wat had die benoeming voor gevolgen? Kortom een episode van de kerkgeschiedenis beschrijven
zoals ik die had ervaren. Toch een bewogen geschiedenis in een tijd dat ook de maatschappij
revolutionair veranderde. Daar is iets van te leren maar ook tot vermaak. Wat niet
lachend kan gezegd worden is de waarheid niet, heb ik meerdere malen verkondigd.
Een prettig geschreven verhaal hoeft de waarheid niet tekort te doen. Bovendien is
er al genoeg leed in de wereld. Daar moet geen droef verhaal aan worden toegevoegd.
Denk echter niet dat wat anekdotisch door mij wordt verteld daarom minder serieus
bedoeld zou zijn. Wat ik terugblikkend beschrijf kan wel, gelezen in het begin van
de negentiger jaren, als een vrolijk verhaal overkomen. Maar in de tijd dat het zich
afspeelde was het voor mij of voor anderen bittere ernst. Ik wil mijn verhaal vertellen
onder verschillende optieken. Dat worden dan hoofdstukken. Dat vind ik nodig omdat
ik mij in Venlo met verschillende taken heb beziggehouden. Van het een kwam het ander.
Voor vele taken had ik tijdens mijn opleiding geen passende vaardigheid opgedaan.
Dat moest ik doende leren en daarbij werd ik dan geholpen door deskundigen en door
literatuur. Het eerste hoofdstuk noem ik: "Van het Albertinum naar Mariaweide". Daarin
wil ik vertellen met welke geestelijke bagage ik in Venlo arriveerde als oude jonge
pater en hoe de leefwereld in Mariaweide volkomen verschilde van die in het Albertinum.
Bij een soortgelijke overgang van, laat ons zeggen, van theorie naar praktijk, wordt
in onze dagen gepraat over opvang, begeleiding, supervisie en noem maar op. Daarvan
was in 1963 nog geen sprake of in een geringe mate. Het tweede hoofdstuk krijgt als
titel mee: Het rijke dominicaanse leven onder zes prioren". Dat beschrijft de leefwereld
in de communiteit van Mariaweide zoals ik die heb ervaren vanaf mijn komst tot heden.
En hoe ik al die jaren een vreemde dominicaanse eend was in de kloostervijver Mariaweide.
Hoewel het geven van onderwijs mijn hoofdtaak was in Venlo geef ik er toch de voorkeur
aan om het derde hoofdstuk te noemen: "Over biechthoren en pastoraal". Dat komt omdat
het "biechthoren" voor mij als dominicaan en voor mijn werk de meest ingrijpende
gevolgen had. Ik moest mijn hele theologie en moraal her-ijken en ik bleef niet ongevoelig
voor wat al de mensen mij vertelden. Het vierde hoofdstuk gaat over het onderwijs.
En over de jeugd die onderwijs "geniet". Terwijl ik betrokken was bij het onderwijs
in velerlei vormen kwam de Mammoetwet van Cals door de Kamer en volgde daarna de
ene verandering op de andere. Het godsdienstonderwijs, de katechese, en de